Care

Comment are off

Maatschappelijke ontwikkelingen zorgen er voor dat de beschikbaarheid en betaalbaarheid van de zorg onder druk komen te staan. Dat komt door drie trends (2009, Zorginnovatieplatform):

–        Trend 1: De vraag naar zorg groeit en wordt complexer

–        Trend 2: Het arbeidsaanbod wordt schaarser

–        Trend 3: Het arbeidsaanbod wordt gevarieerder

De uitvoering van de AWBZ (de ‘care’) kraakt in zijn voegen en loopt als sturingsmechanisme op zijn eind. De vele regels en toezichtsvormen maken flexibiliteit en maatwerk nagenoeg onmogelijk. Voordeel is wel dat de AWBZ veel meer collectief financiert dan de individuele declaratieregels onder de Zorgverzekeringswet. De AWBZ kent mede daardoor een kleine overhead van nog geen 2%. Dat is uiterst efficiënt.

Het lijkt algemeen aanvaard dat er dringend oplossingen nodig zijn voor het beschikbaar en betaalbaar houden van de care. Verschraling van de care raakt mensen direct in hun dagelijks bestaan. Een aandachtspunt daarbij is de doorgaande fragmentatie van processen. Dat veroorzaakt eerder stagnatie in de zorg dan doelmatige hulp. De oplossingsrichting ligt volgens Qraad in:

–        meer/ beter werken vanuit het dagelijks leven van de individuele burger/ cliënt/ patiënt,

–        de zorg meer in samenwerking en samenhang binnen ketens en tussen ketens organiseren en

–        meer aansluiting zoeken bij aanpalende wetgeving, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Het verdient aanbeveling de zorg zo dicht mogelijk met en bij de burger/ cliënt/ patiënt te organiseren. Een dergelijke benadering kan betekenen dat zorgprocessen fundamenteel moeten veranderen, bijvoorbeeld door het organiseren van een integrale, generalistische eerste lijn, met een beperkt aantal functies. Meer … …

De care omvat zorg die langdurig en onverzekerbaar is. De AWBZ, ingevoerd in 1968, is het wettelijk instrument voor de care. De uitvoering is in handen gelegd van de Zorgverzekeraars, die via een overeenkomst de AWBZ uitvoeren door het ‘Zorgkantoor’. Het Zorgkantoor werkt voor alle verzekerden in een bepaald gebied, ongeacht hun eigen Zorgverzekeraar. De overheid stelt de kaders via het AWBZ-pakket en via de toegang, de indicatiestelling van het CIZ. De dominante sturingsfilosofie is de keuzevrijheid van verzekerden, ten aanzien van zorgaanbieders en hulpverleners. AWBZ-verzekerden zijn dezelfde mensen als de burgers in een gemeente en kunnen niet switchen van Zorgkantoor, tenzij ze verhuizen naar een andere regio. De idee is dat het Zorgkantoor voldoende ‘aanbod inkoopt’, waardoor verzekerden op grond van kwaliteit hun keuze maken voor de beste zorgaanbieder/ hulpverlener. Dit moet competitie veroorzaken tussen zorgaanbieders/ hulpverleners, waardoor de kwaliteit zal toenemen. Met de zorginkoop voert het Zorgkantoor  regie over de zorgaanbieders en hulpverleners, door eisen te stellen aan kwaliteit, prijs en volume van de dienstverlening.

Iedere werkende betaalt premie voor de ABWZ. Deze premie is opgelopen van 1,3% van het brutoloon in 1968 naar 13%. In 1972 kwam 21% van de zorgkosten voor rekening van de AWBZ, in 2008 is dat 45%. Iemand met een modaal inkomen betaalt maandelijks rond de €320,– aan AWBZ-premie. De belastingdienst int de premie. Vervolgens ontvangt ieder Zorgkantoor daarvan een bepaald bedrag, waarvoor de totale AWBZ-zorg in een regio voor één jaar moet worden ingekocht.

De bevolkingspiramide (zie figuur 1) laat zien hoe de bevolkingsopbouw verandert. Daarmee verandert ook de zorgvraag en het werkende deel van de bevolking, die de premies en belastingen opbrengen voor de zorg. Ter illustratie: er zijn nu 4 werkenden per 65+-er, in 2050 zijn dit er 2.

Figuur 1, bron CBS, peil 2009

Over de auteur